Rust
Ik wilde vroeger helemaal niet op hockey, ik wilde op voetbal. Mijn moeder werkte toen bij Ajax, die organiseerde evenementen voor jongens uit de regio die een clinic konden krijgen van selectiespelers, dit was in de tijd dat Ajax net de CL had gewonnen in 1995. En ik mocht altijd mee. En toen dacht ik later wil ik bij Ajax voetballen. Maar ik mocht niet op voetbal van mijn moeder. Mijn broer die hockeyde al, bij Randwijk in Amstelveen. Zo ben ik in de hockeysport gerold. Paar jaar later vertrok ik toen ik 10 jaar was al naar Amsterdam. Gescout op mijn 10e dus al.
Teamsport vind ik sowieso geweldig. Ik ben een echte teamplayer, individuele sport is niks voor mij. Het leuke aan hockey is dat je elke keer een andere situatie hebt. Er is nooit een blauwdruk. Elk moment is anders. Je moet elke keer kunnen anticiperen op het moment. En dat vind ik leuk. Passie voor de stick en de bal samen dat heeft me altijd gedreven tot op de dag van vandaag.
Je hebt twee verschillende soorten spitsen. Diepe spitsen en hangende spits, dat ben ik meer. Je moet een neusje voor de goal hebben, altijd dreiging hebben naar de goal toe. Bij Oranje loop ik 1 op 3. Iets meer dan 120 interlands. 46 goals in 120 potjes. De eerste 30 interlands heb ik achterin gestaan. Dus eigenlijk heb ik 46 goals in 90 caps, dan sta ik 1 op 2. Toen ik jong was raakte iemand geblesseerd op rechtsachter en iemand moest daar gaan staan, Dat was ik. En ik deed het kennelijk dusdanig goed dat de bondscoach me in Oranje toen op die plek heeft gezet. Toen was ik 19. Ik kwam als rechtervleugelverdediger bij Oranje. Op 20 jarige leeftijd speelde ik al basis op het WK in Delhi.